Geschiedenis
en benaming
Vogelhonden
De
Engelse Cocker Spaniel kent een lange
voorgeschiedenis. De Spaniels behoren tot één
van de oudst beschreven groepen honden. De Spaniel
was een hond bedoeld voor de jacht op vliegend
wild. Met deze vogelhonden
werd op twee manieren gejaagd : enerzijds met
netten waarbij de hond voor het wild moest gaan
liggen of zitten zodat de jager een net over de
vogels kon werpen en anderzijds met valken waarbij
de hond het wild moesten opstoten zodat de valken
deze konden vangen. Uit het eerste type zijn de
staande jachthonden ontstaan. Uit het tweede type
zijn de drijvers of spaniels ontstaan. De valken
werden later vervangen door geweren.
Eerste attesteringen
Eén
van de oudste afbeeldingen van de Spaniel zou
dateren uit de 4e eeuw v.C. Het gaat om
een munt van de vader van Alexander de Grote.
Daarnaast zijn er ook nog verschillende gravures,
ertsen en schilderijen. Ook in de late
Middeleeuwen, tijdens de Renaissance en in de 17e,
18e en 19e eeuw vinden we de
Spaniel terug op verschillende schilderwerken. Het
is pas in de 10e eeuw dat deze honden
voor het eerst beschreven werden in zowel Engelse
als Franse literatuur. In de 13e eeuw
werd in een Latijns leerboek reeds gesproken over
de jacht met de valk. Het hoogtepunt van deze
jacht lag echter in de 16e eeuw
namelijk in de Renaissance. In diezelfde eeuw
kwamen vooral de bonte Spaniels terug, de
eenkleurige honden waren eerder zeldzaam. De
Spaniels werden door Chaucer en Shakespeare
beschreven als vleiers, bedelaars en flodderaars.
Verdere ontwikkeling in Engeland
De
Cocker Spaniel komt van oorsprong uit Engeland. De
Spaniel werd oorspronkelijk onderscheiden in de
water- en landspaniel. In de 14e eeuw
maakte men het onderscheid tussen creeping,
setting
en springing spaniels. Elke groep werd ingezet voor een specifieke
jachtvorm. In de 17e eeuw werden vele
spanielrassen met elkaar gekruist in Engeland. De
verschillen werden ook steeds groter. In de 19e
eeuw was het verschil tussen de Field Spaniel en
de Cocker Spaniel zeer klein. De honden met een
gewicht boven de 25 Engelse ponden werden Field
Spaniels genoemd en de honden met een gewicht
daaronder Cocker Spaniels. In 1893 erkende de
Engelse Kennel Club de Cocker Spaniel. In 1902
werd de Cocker Spaniel Club opgericht die tevens
de rasstandaard vastgelegd heeft. Het gewicht
vormde niet langer het criterium
om een Field en Cocker Spaniel van elkaar te
onderscheiden. Deze werden voortaan volgens type
gescheiden. De Cockers waren
kleiner dan de huidige, met
30 cm
schofthoogte, terwijl dat
nu rond
de
40 cm
ligt. De honden van
Mr. James Farrow hebben als voorbeeld gediend bij
het opstellen van de eerste rasstandaard van de
Cocker Spaniel. Deze zijn eerder vierkant (kortere
rug en langere benen) en compact. Mr. James
Farrows zwarte reu Obo wordt aanzien als de
stamvader van alle Cockers. De Engelse Cocker
Spaniel onderscheidt zich ook van de Amerikaanse
Cocker Spaniel die zijn verdere ontwikkeling kent
in de Verenigde Staten. Deze laatste heeft een
kleiner en verfijnder hoofd. In 1946 werden beide
Cocker Spaniels als afzonderlijke rassen erkend
door de American Kennel Club.
België en Nederland
De
Belgische Spaniel Club vertegenwoordigt de negen
spaniëlrassen en werd opgericht in 1905. Het is
de oudste rasvereniging van ons land. Een jaar
later werd de eerste Nederlandse Spaniel Club
opgericht.
Benaming
In
de oude geschriften werd de naam als Spaynell
geschreven. De huidige schrijfwijze vinden we pas
terug bij Shakespeare in de 16e eeuw.
Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor
het woord Spaniel.
Volgens sommige bronnen komt dit etymologisch van Espanholz,
Espagnol
gaande tot Espagneul,
Spaniel wat zou betekenen de
hond uit Spanje. Andere bronnen leiden de naam
af uit Span
dat bij de Carthagers konijn
betekende. Toen dit volk in het huidige Spanje
aankwam, trof men veel konijnen aan. Bijgevolg
heetten ze het land Spanje en de honden die achter
de konijnen joegen Spaniëls. Het oud-Keltisch woord
“Spain” verwijst ook naar konijn.
De
oorsprong van de naam Cocker of Cocking is meer
eenduidig : het is afgeleid van het Engelse woodcock
(houtsnip in
het Nederlands). Rond 1800 wordt deze term steeds
meer gebruikt. In die periode was de valkenjacht
met behulp van de kleine Spaniels zeer populair in
Engeland. De Cocker was zeer geschikt voor de
jacht op de houtsnip, een kleine sluwe vogel. Hij
moest namelijk het wild uitdrijven uit de dichte
dekkingen zoals bramen en duindoorns.
Hedendaagse Cocker
Men
onderscheidt twee types Engelse Cocker Spaniel
namelijk het show-gefokte type dat lange, laag
aangezette oren heeft en een lange beharing en het
werk-gefokte type of jachttype dat een veel
kortere vacht heeft, hoger aangezette oren en
dieper liggende ogen. Dit laatste type wordt
vooral ingezet in het jachtveld en op
veldwedstrijden. Voor de jacht is het nodig een
werkproef af te leggen.
werk-gefokte type (“working Cocker”)
show-gefokte type (“show-type Cocker”)
Beide
types worden volgens ongeveer dezelfde
rasstandaard gefokt, toch zijn er heel wat
verschillen in uiterlijk en karakter waarneembaar.
Daarnaast is er nog de “dual-purpose” Cocker
die voor twee doeleinden – show en jacht –
gefokt wordt. De bedoeling is de
jachteigenschappen te behouden en toch aan de
rasstandaard te voldoen. |